Een gemiddeld fokzeugenbedrijf heeft ruim 800 fokzeugen. De ‘taak’ van deze dieren is het ‘produceren’ van biggen die in zes maanden klaargestoomd worden voor de slacht.

In de gangbare varkenshouderij zitten de zeugen tot wel 28 dagen vast in de kooi. Zelfs zeugen in de biologische varkenshouderij of met een keurmerk van de Dierenbescherming moeten hun biggen krijgen terwijl ze niet kunnen bewegen. In zo’n kooi kan een zeug zitten of staan. Dat is het. Ze kan geen kant op. Ze kan geen nest maken of zich terugtrekken. Ze kan de pijn tijdens de bevalling niet weglopen, ze kan niet bewegen om haar onrust te kalmeren. Ze heeft geen mogelijkheid om de biggen die geboren worden te zien, te ruiken of te voelen. Ze kan op geen enkele manier met haar biggen communiceren.
Een gemiddelde bevalling bij een zeug duurt 3 uur. In de dagen ervoor trekt de (aanstaande) moeder zich het liefst terug op een veilig, geborgen plekje om in alle rust hun kinderen te baren. Varkens doen dat bij voorkeur in een nest dat ze zelf hebben gebouwd. Ze gebruik hiervoor wortels, gras en begroeiing. Deze behoefte is universeel en we zien dit gedrag overal waar zeugen de mogelijkheid krijgen. In de reguliere varkenshouderij hebben zeugen deze mogelijkheid niet. Ze hebben geen mogelijkheid zich praktisch voor te bereiden op de bevalling. Zodra de bevalling aanstaande is, worden de dieren vastgezet tussen twee stalen buizen waardoor zelfs de mogelijkheid om zich om te draaien is weggenomen. De ondergrond is van beton en ze wordt gedwongen in haar eigen poep en plas te liggen. Voor een zindelijk dier moet dat een drama zijn. Tijdens de bevalling is de zeug omringd door tientallen, soms wel honderden andere zeugen in dezelfde penibele situatie. Een bevalling van een zeug in de intensieve veehouderij duurt daarom gemiddeld 5 uur, soms wel langer. De stress van omgeving, de onrust in de stal en vooral het feit dat ze niet kan bewegen maakt van iedere bevalling een traumatische gebeurtenis.

Varkenshouders geven aan dat het gebruik van een kooi noodzakelijk is om te voorkomen dat de moeder op haar biggen gaat liggen en deze zo doodt. Dat kan inderdaad gebeuren. Zeker als de moeder en haar biggen onvoldoende ruimte krijgen. Maar er zijn al alternatieve systemen ontwikkeld én in gebruik waarbij de zeug niet vastligt. En in deze systemenen is ‘doodliggen’ een zeldzaamheid. Het totaal aantal biggen dat sterft bij het gebruik van zo’n systeem is vaak zelfs lager dan bij zeugen die in een kooi worden vastgezet.

Een bevalling is een dynamische gebeurtenis. Het is stressvol, pijnlijk en voor (nieuwe) moeders ook angstig. De mogelijkheid om te kunnen lopen, liggen en de pasgeborenen te kunnen ruiken en voelen is het minste wat wij de zeugen moeten bieden.