In een eerder stukje dat ik schreef over het leven van mijn geredde legkippen stond dat zij in hun vorige leven op gruwelijke wijze gehouden waren. Ik kreeg een aardig berichtje van iemand die me vertelde dat als ik graag met boeren in gesprek wil, ik dit soort termen beter niet kan gebruiken. Nu wil ik graag met boeren om tafel en sta ik open voor advies. En, daar heeft de schrijver gelijk in, woorden doen er toe. Het woord gruwelijk is subjectief en heeft een negatieve connotatie. Polarisatie ligt op de loer en vanuit de loopgraven is nog nooit een constructief gesprek gevoerd. Het woord gruwelijk zegt iets over mijn mening en niets over feiten. De boer kijkt heel anders naar de leefomstandigheden van zijn vleeskuikens, leghennen, of ouder- en grootouderdieren. De overheid vindt de manier waarop de dieren gehouden worden acceptabel, hoewel de discussie over dierwaardigheid steeds vaker opduikt. De consument heeft er maar beperkt een mening over en laat in de winkel in ieder geval niet zien het té gruwelijk te vinden. 

Laten we de meningen even weglaten en naar de feiten kijken. Wat zijn die leefomstandigheden eigenlijk? Uit recent Deens onderzoek blijkt dat 85% van de leghennen een gebroken borstbeen heeft. Het lijdt geen twijfel dat dit pijn bij de dieren veroorzaakt. Ander onderzoek toont aan dat de dieren na de breuk zeker drie tot vier weken pijn hebben, chronische stress ervaren en in een depressie-achtige toestand verkeren. (2020, Armstrong). In een onderzoek onder 51.000 vleeskuikens uit 2018 blijkt dat slechts 2,2% van de kuikens géén problemen hadden bij het lopen.⁠  Dat wil zeggen dat bijna alle kuikens in de reguliere veehouderij in meer of mindere mate kreupel lopen en hier pijn bij ondervinden.  Dit zijn 38 miljoen dieren⁠ met pijn. En omdat deze dieren slechts 6 weken oud worden, zijn dat op jaarbasis meer dan 300 miljoen dieren. 

En dan de ouderdieren. Deze sector, die niet direct aan de consument levert en dus ook niet onder een keurmerk valt, produceert eieren waar de vleeskuikens uitkomen. De dieren die in deze sector gehouden worden zijn dus de ouders van de vleeskuikens. De hennen, de moeders van de vleeskuikens, worden bevrucht door een haan. Vaak leven zij samen in gemengde stallen, waar weinig ruimte is voor natuurlijk paargedrag en waar de hen niet aan de haan kan ontkomen als hij haar benadert. Het (seksueel) gedrag van de haan is beïnvloed door het genetisch selecteren van de dieren. Met een verhoogde agressie van de hanen als gevolg. De hennen in de stal worden opgejaagd en verwond door dit haantjesgedrag. Het leven van de hennen is stressvol en de bevruchting regelmatig pijnlijk en bloederig. De gangbare oplossing voor dit probleem is het weghalen van de achterste teen van de haan. Deze naar achter wijzende teen is de grootste veroorzaker van wonden bij de hen. Het verwijderen van de teen draagt inderdaad bij aan het welzijn van de hen. Maar de haan, door de mens tot een agressieve verkrachter gemaakt, moet eerst worden verminkt om zijn functie goed te kunnen uitvoeren.  

Deze omstandigheden vallen geheel binnen de juridische kaders die we als democratie hebben vastgesteld. Niemand doet hier iets wat niet mag. Ik snap dat mensen die kippen houden binnen de grenzen van de wet, zich aangevallen voelen door mijn harde woorden. Zij maken lange dagen om een product te leveren voor consumenten die nauwelijks vragen stellen over die leefomstandigheden. Ik zal daarom proberen me bij de feiten te houden. Maar kunnen we dan in ieder geval wél afspreken dat de manier waarop de kippen nu leven onwenselijk is? Dat verbeteringen noodzakelijk zijn? Want pas als we de omstandigheden van deze dieren afkeuren, is er een motivatie om er iets aan te doen. Zonder een sterke veroordeling van hun huidige leven, laten we alles bij het oude. Dat is immers makkelijker, goedkoper en minder confronterend.